De kans op de komst van meer kraanvogels in Nederland is groot, zowel broedvogels als grotere groepen die een rustige bed & breakfast plek zoeken langs de trekroute.
Met goede informatie, zonering en toezicht kan worden voorkomen dat kraanvogels in (potentiële) broedgebieden, of op balts- en foerageerplaatsen op de akkers die grenzen aan de natuurgebieden worden verstoord of verjaagd. De praktijk leert echter dat de bescherming regelmatig tekort schiet.
Verantwoordelijkheid nemen
Overheden en beschermende organisaties hebben hier een taak en verantwoordelijkheid in. Gemeenten en provincies dienen heldere keuzes te maken met betrekking tot de inrichting van gebieden en oog te hebben voor het effect van bepaalde veranderingen in een gebied op – in dit geval – de natuur in hetzelfde of aangrenzende gebied.
Beleidsmakers hoeven geen natuurliefhebbers te zijn om de bescherming te borgen; als ze de wetgeving respecteren, zijn we al een heel eind op weg. Een rondje langs de verschillende gebieden leert echter dat dit tot op heden onvoldoende gebeurt; er zijn teveel knelpunten.
Het kán!
Met goed doordachte, soms heel eenvoudige, maatregelen kan de bescherming aanzienlijk verbeteren. Let wel, het gaat hierbij niet alleen om de bescherming in de natuurgebieden zelf, maar vooral ook om de landbouwgronden (veelal akkers met oogstresten) eromheen, voor zover deze worden gebruikt om te foerageren, niet alleen door kraanvogels, maar ook door bijvoorbeeld beschermde ganzen en zwanen van Natura 2000. De akkers met oogstresten van graan, maïs, aardappel en biet in de eerste kilometer(s) grenzend aan het hoogveen, zijn de primaire rust- en foerageergebieden van kraanvogels. Hier past geen verstoring door verjagen, jacht, luchtballonnen, helikopters of recreatie. Door daar aandacht voor te hebben en passende maatregelen te treffen, kan een provincie, maar ook een gemeente het verschil maken!